Afgelopen week is er in een aantal groepen getraind met ‘loops’ (‘loeps’; groene elastieken). Hierbij summier in Jip & Janneke-taal antwoord op de vraag: “Wat is het nut daarvan?”.

Hardlopen is een eenzijdige belasting: je zet je ene been voor je andere en je armen bewegen (automatisch) mee. Heel kort door de bocht: je gebruikt daarvoor een (heel) beperkt aantal spieren. Om een betere loper te worden, is het verstandig om spieren die de loopbeweging kunnen ondersteunen, ook te trainen. Hierdoor word je sterker, sneller en minder gevoelig voor blessures. Heel belangrijk hierin is je romp (je ‘core’, populair gezegd). Hieronder vallen rug-, buik-, bil- en heupspieren. Deze spieren zijn aan alle ledematen verbonden en zorgen er dus voor dat jij je armen en benen bewegen kunt (motoriek). Is de romp goed getraind, dan verloopt de aansturing van die ledematen ook beter.

Als je nu enkel je hardloopspieren traint, krijg je op enig moment last van je liezen. Je rompspieren zijn achtergebleven in de ontwikkeling (want die train je immers niet of nauwelijks) en kunnen de snel sterker wordende beenspieren geen tegenkracht bieden. Dit uit zich in klachten in de regio waar beide spiergroepen aanhechten (je liezen). Zijn je rompspieren goed ontwikkeld, dan dragen zij optimaal bij aan de beenheffing.

Waarom nou die oefeningen met die groene loops? En dan ook nog een oefening in een zijwaartse richting, een richting die ‘niets te maken heeft met de looprichting’? Tijdens de oefeningen die we normaal gesproken zonder elastiek doen (tripling, halve skipping), zag je iets heel raars. Vrijwel iedereen voelt de drang om – ondanks de uitleg en de boodschap om ‘gewoon’ te trippelen – ‘breed’ te gaan lopen. Bang dat je het elastiek onderweg verliest? Onnodig als je ziet hoeveel moeite het kost om die elastieken over je loopschoenen heen, om je enkels te krijgen.

Maar wat is het dan dat maakt dat jij de oefening niet kunt doen, zoals je die altijd doet? Dat is het onbekende. Zou je het vaker doen, gaat er automatisch een seintje van je hersenen naar de spieren. De spieren ontvangen de boodschap en weten wat ze moeten doen. Het seintje dat nu bij deze eerste keer van jouw hersenen naar je benen ging, was vast zoiets als: “Houd je elastiek op z’n plek”, wat wordt vertaald met wijdbeens trippelen 😃 Ben je motorisch vaardiger (dat wil zeggen dat jij wat je ziet, in je hoofd snel kunt vertalen naar je spieren), dan doe je een dergelijke oefening vrij snel goed na. Dus met deze oefeningen (trippelen en skippen) trainden we sowieso al twee extra elementen: de motoriek en de kracht.

Daarna oefeningen vanuit stand: been op en zijwaarts uit en het achterwaarts bewegen van het been. Ook hier weer kracht en motoriek. Daarnaast balans (training van de romp) en training van beenspieren die je niet direct voor het hardlopen gebruikt. Nou ja, ze zitten in je bovenbeen, dus ze doen mee tijdens het draven, maar beter getraind zouden ze een nog grotere bijdrage kunnen leveren. In je bovenbeen zitten namelijk twaalf verschillende spieren, met ieder een min of meer eigen functie. Werken deze spieren optimaal samen, dan kun jij optimaal presteren. En dat is een kwestie van trainen. Dus met het been zijwaarts bewegen onder weerstand (elastiek) zet je andere bovenbeenspieren aan het werk.

Zo wij nu zijn, kunnen wij allemaal lekker lopen. Wil je een slag maken, dan is het verstandig om aandacht te besteden aan die spiergroepen die achterblijven. Voor iemand met een zittend beroep belangrijker dan voor iemand met een fysiek beroep. Dit betekent niet dat je nu drie keer in de week naar de sportschool ‘moet’; maar bijvoorbeeld drie keer in de week thuis 10 minuten aandacht besteden aan je rompspieren zou een mooi begin zijn.